-erie

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord -erie. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord -erie, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je -erie in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord -erie is hier. De definitie van het woord -erie zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van-erie, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Huidig
bestand
18
  • -e·rie
  • van Frans -erie, naar het voorbeeld van tal van aan het Frans ontleende woorden met dat achtervoegsel

-erie v

  1. toevoeging die van een zelfstandig naamwoord een nieuw zelfstandig naamwoord vormt
    1. van de aanduiding van een product: onderneming die dat product verhandelt
    2. van de aanduiding van een persoon: gedrag als van die persoon
  2. bij woorden die aan het Frans zijn ontleend, evenals het woord waarvan zij in het Frans zijn afgeleid
    Taalgebruikers kunnen deze woorden als Nederlandse afleidingen ervaren.
1. nog ontbrekende woorden die met dit achtervoegsel zijn gevormd
2. nog ontbrekende aan het Frans ontleende woorden die schijnbaar met dit achtervoegsel zijn gevormd


Huidig
bestand
11
  • Ontwikkeld uit het Latijnse achtervoegsel van plaats -arium, mv -aria geïnterpreteerd als v enk.
  • Van zelfstandige naamwoorden afleidend: uit een achtervoegsel samengesteld uit -ier en -ie
  • Van werkwoorden afleidend: uit een achtervoegsel samengesteld uit -er en -ie
  • -e·rie

-erie

  1. Ter vorming van zelfstandige naamwoorden van een plaats van commerciële activiteit, o.a. boulangerie bakkerij (boulanger bakker), animalerie dierenwinkel (animal dier), laverie wasserette (laver wassen)
  2. Ter vorming van zelfstandige naamwoorden die de aard of kenmerk van de eenvoudige vorm aangeeft, cochonnerie zwijnenboel, troep, schunnigheid (cochon varken), connerie klote streken”, “kuttigheid” (con klootzak, kut)
  3. Ter vorming van zelfstandige naamwoorden die een geheel of verzameling aangeven, o.a. argenterie zilvergoed ( argenterie zilver).
  4. Ter vorming van zelfstandige naamwoorden uit werkwoorden, o.a. tricherie bedrog, oplichterij (tricher bedriegen, oplichten).