wassen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord wassen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord wassen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je wassen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord wassen is hier. De definitie van het woord wassen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwassen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
De handen wassen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • was·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wassen
waste
(wies)
gewassen
1,2. zwak -t

klasse 7
gemengd

volledig
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wassen
wies
gewassen
3. klasse 7 volledig
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wassen
waste
gewast
4. zwak -t volledig

Werkwoord

wassen

  1. overgankelijk iets met water of een andere vloeistof zuiveren
    • Het afgefilterde neerslag werd met alcohol gewassen. 
     Vermoedelijk waren de mooie vloerkleden ook gewassen met groene zeep omdat andere soorten zeep en wasmiddel op rantsoen waren.
  2. wederkerend zich ~; zichzelf met water schoonmaken
    • Hij waste zich met zeep. 
  3. ergatief (aan)groeien, stijgen, voornamelijk i.v.m. de maan of een waterloop
    • De rivier wies door de plotselinge regenval. 
  4. overgankelijk van een laag (bijen)was voorzien
    • Voor hij de piste opging zorgde hij ervoor dat zijn ski's gewast werden. 
  5. overgankelijk, (kaartspel) schudden
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Als de ene hand de ander wast worden ze allebei schoon.
wanneer je samenwerkt en elkaar helpt, is hetgeen gebeuren moet sneller gedaan
  • Dat wast al het water van de zee niet af.
iets is niet meer te veranderen/aan te passen
  • Ergens geen kruid tegen gewassen zijn
ongeneeslijk zijn
  • Goed in de slappe was zitten
veel geld hebben
  • Het varkentje wassen
een klusje wel even doen
iemand zeggen wat die fout gedaan heeft
  • Uit de kluiten gewassen zijn
Erg stevig en groot zijn
  • Zijn handen in onschuld wassen
doen alsof hij geen schuld heeft
Vertalingen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen wassen

Bijvoeglijk naamwoord

wassen

  1. van was gemaakt
    • Een wassen beeld. 
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een wassen neus

Zelfstandig naamwoord

de wassenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord was

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.

Meer informatie


Verwijzingen