Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
was. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
was, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
was in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
was is hier. De definitie van het woord
was zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
was, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de was m
- weke laagsmeltende en waterafstotende stof
(wikidata: was )
- naamwoord van handeling: het wassen, het schoonmaken met een vloeistof
- De was en de strijk zijn een steeds weerkerende klus.
- het wasgoed:
- Ik moet de was nog te drogen hangen.
- (aan)groei, stijging (vooral van water)
- De was van een rivier is moeilijk te stuiten.
- Goed in de slappe was zitten
veel geld hebben
1. weke laagsmeltende en waterafstotende stof
2. het schoonmaken met water
was
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wassen
- gebiedende wijs van wassen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wassen
was
- enkelvoud verleden tijd van zijn
- Ik was.
- Jij was.
- Hij, zij, het was.
- vormt de gebiedende wijs van de voltooid verleden tijd van ergatieve werkwoorden
- Was toch naar huis gegaan!
was
- enkelvoud verleden tijd van wezen
- Ik was.
- Jij was.
- Hij, zij, het was.
100 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[1]
|
was
- wat
- «Was ist das?»
- Wat is dat?
was
- eerste en derde persoon verleden tijd van to be
- «I was wrong, but so was she.»
- Ik had ongelijk, maar zij had dat ook.