wasbleek

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord wasbleek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord wasbleek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je wasbleek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord wasbleek is hier. De definitie van het woord wasbleek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwasbleek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • was·bleek
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wasbleek wasbleker wasbleekst
verbogen wasbleke wasblekere wasbleekste
partitief wasbleeks wasblekers -

wasbleek [1]

  1. heel erg wit; zo wit als was
    • Zijn schoonvader zat op de grond met zijn rug tegen de zijkant van de schoorsteen, zijn benen voor zich uitgestrekt, zijn ogen gesloten in een wasbleek gezicht en zijn rechterhand verkrampt op zijn vest, op borsthoogte, alsof hij een orgaan had willen uitrukken of tegenhouden. Vlugzout! riep een stem, frisse lucht! riep een andere, de butler snelde toe en vroeg of de mensen zich wilden verwijderen. [2] 
    • Ze ligt languit bij het grote uitkijkpunt boven op Sir Lowry's Pass, haar hoofd naar het noorden, haar voeten naar het zuiden. Ze is helemaal bloot, haar lichaam wasbleek, de volle maan geeft haar huid een onnatuurlijke glans, als van een heilige. [3] 
75 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 155
  3. Tubantia Hans Avontuur 07-06-17 Op de motor door het decor van een thriller
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be