bleek

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bleek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bleek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bleek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bleek is hier. De definitie van het woord bleek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbleek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • bleek
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bleek bleker bleekst
verbogen bleke blekere bleekste
partitief bleeks blekers -

bleek

  1. gering van kleur
    • Na die skivakantie hadden alle bleke gezichten weer kleur gekregen. 
  2. bloedeloos
    • De zieke zag er heel bleek uit, want de bloeddoorstroming van de huid was minder geworden. 
     Haar gezicht werd zichtbaar bleker en de onzekerheid kreeg vaste grip op haar houding.[2]
vervoeging van
bleken

bleek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bleken
    • Ik bleek. 
  2. gebiedende wijs van bleken
    • Bleek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bleken
    • Bleek je? 
vervoeging van
blijken

bleek

  1. enkelvoud verleden tijd van blijken
    • Ik bleek. 
    • Jij bleek. 
    • Hij, zij, het bleek. 
  • bleek uit
enkelvoud meervoud
naamwoord bleek bleken
verkleinwoord bleekje bleekjes

de bleekv / m

  1. grasveld waarop wasgoed in het zonlicht te bleken werd gelegd
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]