Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
bleek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
bleek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
bleek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
bleek is hier. De definitie van het woord
bleek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
bleek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
bleek
- gering van kleur
- Na die skivakantie hadden alle bleke gezichten weer kleur gekregen.
- bloedeloos
- De zieke zag er heel bleek uit, want de bloeddoorstroming van de huid was minder geworden.
- ▸ Haar gezicht werd zichtbaar bleker en de onzekerheid kreeg vaste grip op haar houding.[2]
bleek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bleken
- gebiedende wijs van bleken
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bleken
bleek
- enkelvoud verleden tijd van blijken
- Ik bleek.
- Jij bleek.
- Hij, zij, het bleek.
de bleek v / m
- grasveld waarop wasgoed in het zonlicht te bleken werd gelegd
1. een grasveld waarop wasgoed in het zonlicht te bleken werd gelegd
99 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[3]
|
- ↑ 1,0 1,1 "bleek" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be