Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
Anstand. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
Anstand, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
Anstand in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
Anstand is hier. De definitie van het woord
Anstand zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
Anstand, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- : Komt van het Middelhoogduitse anstand in de zin van "wapenstilstand; afstel, opschorting". Dit Middelhoogduitse woord is een deverbatief van an(e)stān in de zin van "tot staan komen; behoren, betamen"
- : Komt van de oudere begripsbepaling van Anstand in de zin van "bedenking; uitstel, respijt"
- : Duits zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel an-
Anstand, m
- (zonder meervoud) fatsoen, gevoeglijkheid
- «Sie haben viel Anstand gezeigt.»
- Ze hebben veel fatsoen getoond.
- (Zuid-Duits, Oostenrijks) moeilijkheid, gelazer, bezwaar
- «Wir hatten Anstände bei der Zollkontrolle.»
- We hadden moeilijkheden bij de douanecontrole.
- «Es hat keinen Anstand gegeben.»
- Er waren geen bezwaren.
- (jachttaal) standplaats
- «Der Jäger ging auf den Anstand.»
- De jager ging naar de standplaats.
- (jachttaal) het wachten op een standplaats
- «Nach zweistündigem Anstand beendete man die Jagd erfolglos.»
- Na twee uur wachten op de standplaats beëindigde men de jacht zonder succes.
- : (keinen) Anstand an etwas nehmen
zich ergens (niet) aan ergeren