Saksische genitief

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord Saksische genitief. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord Saksische genitief, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je Saksische genitief in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord Saksische genitief is hier. De definitie van het woord Saksische genitief zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanSaksische genitief, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Een voorbeeld van het gebruik van de Saksische genitief, hier voorafgegaan door een apostrof.
Uitspraak
Woordafbreking
  • Sak·si·sche ge·ni·tief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Saksische genitief
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Saksische genitiefm

  1. (grammatica) sisklank die in de bezitsvorm aan het eind van een zelfstandig naamwoord wordt toegevoegd
    • Achter namen die eindigen op een sis-klank, gebruikt men in de Nederlandse taal alleen een apostrof, en volgt geen Saksische genitief. 
     De pre- en postgenitief kregen twee alternatieve constructies: de bezit-s (…) (ook wel Saksische genitief genoemd) en hun grootste concurrent de van-constructie (…).
Opmerkingen
  • In het Nederlands komt de Saksische genitief tegenwoordig nog voor bij eigennamen en aanspreekvormen voor personen, en wordt dan gevolgd door datgene wat bezeten wordt:
    • Jans fiets
    • oma's auto
  • Voor de Saksische genitief bestaan speciale spellingregels.
  • De Saksische genitief komt ook voor in het Engels en het Duits.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 5 maart 2024 Weblink bron
    Cora van de Poppe
    Genitiefvariatie als instrument in Coornherts didactische programma : Semantische en stilistische functies van intra-auteur-variatie in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde., jrg. 134 nr. 4 (najaar 2018), Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Leiden, p. 281