Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
aanspreken. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
aanspreken, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
aanspreken in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
aanspreken is hier. De definitie van het woord
aanspreken zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
aanspreken, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
aanspreken
- overgankelijk toespreken
- De verlegen man durfde het mooie meisje niet aan te spreken op het feeestje.
- ▸ Dat hij hen in het Nederlands had aangesproken, vond zij verre van indrukwekkend.
- overgankelijk instemming of weerklank wekken
- Hoewel het misschien heel goede plannen waren, het sprak de meeste mensen niet aan.
- ▸ Oscar noch hijzelf was erg onder de indruk van dit soort wijsheden, economische speculaties hadden hen nooit aangesproken.
- overgankelijk verantwoording of opheldering vragen
- Ik sprak de vernielzuchtige jongeren aan op hun gedrag, maar ze voelden zich niet verantwoordelijk voor de schade die zij hadden veroorzaakt.
- ▸ Als iemand hen erop aansprak, zou hij wel een excuus verzinnen.
- overgankelijk (juridisch) om genoegdoening vragen
- overgankelijk beginnen uit de voorraad te gebruiken
- Er waren geen geopende melkpakken meer dus sprak ik een nieuw pak aan.
- ▸ Haar neus ligt bijna op de stuurpen als ze de laatste krachten in het geteisterde gestel aanspreekt.
- in rechte aanspreken: voor het gerecht dagen
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.
|