aarm

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord aarm. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord aarm, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je aarm in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord aarm is hier. De definitie van het woord aarm zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanaarm, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Aarm
  • aarm
  • Afkomstig van het Duitse woord  arm bn 
stellend vergrotend overtreffend
aarm aarmer aarmscht
Sterke
verbuiging [1]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief aarmer aarmi aarm aarme
datief aarmem aarmer aarmem aareme
accusatief aarmer aarmi aarm aarme
Zwakke
verbuiging [2]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief aarm aarm aarm aarme
datief aarme aarme aarme aarme
accusatief aarm aarm aarm aarme
Gemengde
verbuiging [3]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief aarmer aarmi aarm aarme
datief aarme aarme aarme aarme
accusatief aarmer aarmi aarm aarme

aarm

  1. arm
    «Der aarm Mann hot kee Heemet.»
    De arme man heeft geen thuis.

aarm

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van aarm

aarm

  1. bepaald nominatief en accusatief enkelvoud stellende trap van aarm

aarm

  1. onbepaald nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van aarm
  1. zonder lidwoord
  2. met bepaald lidwoord
  3. met onbepaald lidwoord: ein, kein, mein, dein, sein, ihr (v, enk), unser, euer, ihr (mv), Ihr