adventskalender

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord adventskalender. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord adventskalender, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je adventskalender in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord adventskalender is hier. De definitie van het woord adventskalender zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanadventskalender, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
En adventskalender
Een adventskalender
  • ad·vents·ka·len·der
enkelvoud meervoud
naamwoord adventskalender adventskalenders
verkleinwoord adventskalendertje adventskalendertjes

de adventskalenderm

  1. (kerst) (religie) de kalender bestaat vaak uit een platte kartonnen doos waarin 24 genummerde vakjes zijn aangebracht, elk nummer staat voor een datum van 1 tot 24 december, elke avond mag in de adventstijd een vakje met de juiste datum geopend worden en het daarin gevonden snoepje is dan van jou


  • ad·vents·ka·len·der
  • Samenstelling van de Deense zelfstandige naamwoorden advent en kalender met het voorvoegsel ad- en met het invoegsel -s-
  • Ontleend aan het Duitse zelfstandige naamwoord Adventskalender
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   adventskalender     adventskalenderen     adventskalendere     adventskalenderne  
genitief   adventskalenders     adventskalenderens     adventskalenderes     adventskalendernes  

adventskalender, g

  1. adventskalender
  2. een reeks programma's, artikelen, enz., die wekelijks in de adventstijd worden gestuurd en gaan over Kerstmis