auga

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord auga. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord auga, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je auga in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord auga is hier. De definitie van het woord auga zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanauga, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
: Auga
Water

auga, v

  1. water



: Auga
Een oog
  • Ontleend aan het Oudnoordse zelfstandige naamwoord auga dat van het Protogermaanse zelfstandige naamwoord *augô komt
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   auga     augað     augu     augun  
genitief   auga     augans     augna     augnanna  
datief   auga     auganu     augum     augunum  
accusatief   auga     augað     augu     augun  

auga, o

  1. (anatomie) oog
    «Allra augu bein­ast að Vín»
    Alle ogen zijn gericht op Wenen
  2. (meteorologie) oog van de orkaan of storm
  3. (spel) oog (punt op een dobbelsteen)
  4. oog van een naald
  5. de vlek in een ei



auga

  1. water


  • au·ga
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord auga
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   auga     auga     augo     augo  

auga, o

  1. (anatomie) oog
  2. (zoötomie) oog
  3. gat, kram, lus, oog (een kleine opening)

auga

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van auga

auga

  1. nominatief bepaald onzijdig meervoud van auge


  • au·ga
o
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   auga     augat     augu     augun  
genitief   auga     augans     augna     augnanna  
datief   auga     auganu     augum     augunum  
accusatief   auga     augat     augu     augun  

auga, o

  1. (anatomie) oog