beitel

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord beitel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord beitel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je beitel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord beitel is hier. De definitie van het woord beitel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbeitel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
beitel
  • bei·tel
  • In de betekenis van ‘stuk gereedschap’ voor het eerst aangetroffen in 1320 [1]
  • afgeleid van het sterke werkwoord bijten met het achtervoegsel -el [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord beitel beitels
verkleinwoord beiteltje beiteltjes

de beitelm

  1. (gereedschap) een staafvormig, scherp stuk gereedschap met een punt of wigvormige snede aan de "kopse kant"
    • De beitel is voor hak- en snijwerk bij menig vakman in gebruik. 
     Ruim anderhalf uur na zijn vertrek kwam hij met een schroevendraaier en een beitel de hotelkamer binnen.[3]
vervoeging van
beitelen

beitel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beitelen
    • Ik beitel. 
  2. gebiedende wijs van beitelen
    • Beitel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beitelen
    • Beitel je? 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]