belgen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord belgen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord belgen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je belgen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord belgen is hier. De definitie van het woord belgen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbelgen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Belgen


  • bel·gen

de belgenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord belg



stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
belgen balch bolgen (ghebolgen)
 klasse 4  volledig   

belgen [1]

  1. onovergankelijk zich kwaad maken, boos worden
    • Doe balch hi harde ende onvro. 
  2. ~+genitief; ~+ omme boos worden over iets
    • Des balch die grave Aymijn. 
    • Daeromme balch dat herscap sere. 
  3. wederkerend hem ~ opzwellen van trots, zich dik maken
    • Edel man di mi dorper noemt, bellechstu di, dats sere versoemt 
  4. wederkerend hem ~ +genitief, +omme, +van boos worden over iets
    • Des hem des volcks rijcksgenoet bolghen cleyne ende groet; 
  5. wederkerend hem ~ op, hem ~ van boos worden op iemand
    • En wildi u niet belghen op mi. 
    • Dies balch hem God van Israel. 


  1. Middelnederlandsch woordenboek van
    Eelco Verwijs, Jacob Verdam
    Deel 1, 1885 M. Nijhoff