Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
bezig. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
bezig, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
bezig in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
bezig is hier. De definitie van het woord
bezig zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
bezig, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘werkzaam’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [2]
bezig
- aan het werken
- Bezig met de afwas.
- Ik ben bezig, ik heb het druk, ik ben bezet.
- ▸ Ik probeerde me voor te stellen waar ze nu mee bezig zouden zijn: met hun neus in de boeken of chattend met hun vrienden.[3]
- altijd aan het werken, vlijtig
- Hij is een bezig persoon.
- weten waar men mee bezig is
2. altijd aan het werken, vlijtig
bezig zijn
- Duits: beschäftigt sein, zugange sein, dabei sein
|
weten waar men mee bezig is
- Duits: wissen was man tut
|
bezig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezigen
- gebiedende wijs van bezigen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezigen
99 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[4]
|