Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
bonk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
bonk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
bonk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
bonk is hier. De definitie van het woord
bonk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
bonk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de bonk m
- harde klont
- Er zaten allemaal bonken in het beslag.
- ▸ Ik heb de man gezien. Eén bonk vet. Geloof me, met nog geen tien defibrillators had men dat hart weer aan de praat gekregen.[5]
- (anatomie) groot bot
- (overdrachtelijk) stevige kerel
- Wat een bonk van een vent, kwam daar ineens door de deur.
- grote knikker
- dicht met elkaar vergroeide planten of resten van planten
- (geluid van een) doffe stoot
bonk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bonken
- gebiedende wijs van bonken
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bonken
94 % |
van de Nederlanders;
|
88 % |
van de Vlamingen.[6]
|
bonk
- werpen