brok

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord brok. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord brok, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je brok in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord brok is hier. De definitie van het woord brok zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbrok, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
brokken van grafzerken
  • brok
  • In de betekenis van ‘stuk’ voor het eerst aangetroffen in 1484 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord brok brokken
verkleinwoord brokje brokjes

brok o v/m

  1. een blok met een grillige vorm, stuk van iets groters
    • Na de sloop van het muur is alle puin afgevoerd, er is geen brok is achtergebleven. 
  2. een restant van een constructie
    • Een brok van het neergestorte vliegtuig is in onze tuin gevallen. 
  • een brok in de keel krijgen
emotioneel aangedaan zijn
•  Met een brok in haar keel nam Chantal afscheid. [3] 
  • brokken maken
veel dingen laten mislukken
vervoeging van
brokken

brok

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brokken
    • Ik brok. 
  2. gebiedende wijs van brokken
    • Brok! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brokken
    • Brok je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


brok m

  1. hagel; een verzameling van stukjes metaal -vaak lood- waarmee geschoten wordt in plaats van een kogel.