bær

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord bær. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord bær, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je bær in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord bær is hier. De definitie van het woord bær zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanbær, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


Klasse m3
sterk
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bær     bærinn     bæir     bæirnir  
genitief   bæjar     bæjarins     bæja     bæjanna  
datief       bænum     bæjum     bæjunum  
accusatief       bæinn     bæi     bæina  

bær, m

  1. een kleine stad, stadje
  2. dorp
  3. boerderij, boerenhoevstede, erf, hoeve


Bær
Bessen
  • bær
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord ber (bes)
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bær     bæret     bær     bæra
bærene  
genitief   bærs     bærets     bærs     bæras
bærenes  

bær, o

  1. (plantkunde), (voeding) bes
    «Bærene kan brukes til det meste; drikke, dessert, bakst, syltetøy og pynt.»
    Bessen kunnen het meest worden gebruikt voor dranken, desserts, gebak, jam en decoraties.
  • Dette er bare blåbær.
Dat is een peulenschil.

bær

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van bær


  • bær
  • Bijvoeglijk naamwoord: afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord bærr (drachtig)
  • Zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord ber (bes)
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud bær bærare bærast
o enkelvoud bært
meervoud bære
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
bære bærare bæraste

bær

  1. kalvend
    «Kua er bær i jula.»
    De koe kalft in de kersttijd.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bær     bæret     bær     bæra  

bær, o

  1. (plantkunde), (voeding) bes
    «Det finst meir bær og sopp i Noreg enn i dei fleste andre land i Europa.»
    Er zijn meer bessen en paddestoelen in Noorwegen dan in de meeste andere landen in Europa.

bær

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van bær