eierstok

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord eierstok. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord eierstok, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je eierstok in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord eierstok is hier. De definitie van het woord eierstok zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vaneierstok, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ei·er·stok
enkelvoud meervoud
naamwoord eierstok eierstokken
verkleinwoord eierstokje eierstokjes

de eierstokm

  1. (anatomie) deel van het geslachtsorgaan van de vrouw waar onbevruchte eicellen bewaard worden
    • In de eierstok zitten de eicellen opgeslagen. 
onderlichaam van een vrouw (in doorsnede)
1  eileider  · 2  eileiderfranje  · 3  blaas  · 4 schaambeen  · 5  g-plek  · 6  urinebuis  · 7  clitoris  · 8  voorhof  · 9  binnenste schaamlippen  · 10  buitenste schaamlippen  · 11  eierstok  · 12  dikke darm  · 13  baarmoeder  · 14  schedegewelf  · 15  baarmoederhals  · 16  endeldarm  · 17  vagina  · 18  anus  · 19  klier van Bartholin 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord eierstok eierstokke

eierstok

  1. (anatomie) eierstok