Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
stok. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
stok, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
stok in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
stok is hier. De definitie van het woord
stok zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
stok, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- In de betekenis van ‘tak, staaf’ voor het eerst aangetroffen in 1197
de stok m
- langwerpig voorwerp om te stoten, slaan, aanraken, aangeven (van toon), steken, te likken of te prikken
- ▸ Wandelstokken? Inderdaad, ik was met de trend meegegaan en had een paar Leki Thermalite-wandelstokken aangeschaft. Deze deden ook dienst als tentpalen, twee vliegen in een klap dus. In totaal scheelden deze multifunctionele stokken mij 350 gram aan gewicht.
- (spel) voorraad speelkaarten die na het rondgeven overblijven en waarvan men kan nemen of kopen
- een gedeelte van een stuk (effect, cheque) zonder het betalings- of ontvangstbewijs, souche, talon
- Wie een hond wil slaan, kan gemakkelijk een stok vinden.
Als je iemand (ergens mee) wilt afkeuren is er altijd wel een reden te vinden.
- als de stok stijf staat is de uil gaan vliegen
Een seksueel opgewonden persoon (man) kan geen verstandige dingen zeggen (of is niet vatbaar voor wijze raad).
een dreigement of sanctie achter de hand hebben
- alle gekheid op een stokje
even nu serieus zijn
ruzie hebben met iemand
- met de kippen op stok gaan
vroeg naar bed gaan
flauwvallen
stok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stokken
- gebiedende wijs van stokken
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stokken
99 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.
|
- Afgeleid van het Nederlandse stok
stok
- stok
stok m
- helling (van een berg of heuvel)
- Afgeleid van het zelfstandige naamwoord tok met het voorvoegsel s-
stok monbezield
- (geologie) samenvloeiing; bij elkaar komen van stromen zodat ze één geheel gaan vormen