jubelen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord jubelen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord jubelen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je jubelen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord jubelen is hier. De definitie van het woord jubelen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanjubelen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • ju·be·len
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vreugdekreten aanheffen’ voor het eerst aangetroffen in 1854 [1]
  • Komt van het Latijnse iubilare (schreeuwen, juichen) wat verwant is met het Griekse iuzein (schreeuwen).
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jubelen
jubelde
gejubeld
zwak -d volledig

jubelen

  1. inergatief juichen
    • Het hele publiek jubelde voor de spelers. 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]


  • ju·be·len
Naar frequentie 36910

jubelen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van jubel


  • ju·be·len

jubelen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van jubel