Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
moes. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
moes, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
moes in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
moes is hier. De definitie van het woord
moes zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
moes, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
moes v / m / o
- (voeding) fijngehakte of fijngekookte groente of vruchten
- (verouderd) aanduiding van planten waarvan voedsel bereid kan worden
in een gevecht veel lichamelijk letsel toebrengen
1. fijngehakte of fijngekookte groente of vruchten
de moes v
- (spreektaal) (koosnaam) moeder, moe, mama
- Kijk, dáár, dáár was de achtergalerij, en dáár stond het bankje waar moes - zo duidde ze zichzelf altijd aan - zat te lezen en haar eerste verhalen neerschreef. [4]
moes
- partitief van de stellende trap van moe
- Zijn houding had iets heel moes, wat na al die vergeefse pogingen wel begrijpelijk was.
- Hij hijgde van inspanning en er was zoo iets moes en pijnlijks in 't fronsen van z'n wenkbrauwen, dat Vos 'n gevoel van medelijden kreeg. [1]
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
moes
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moezen
- gebiedende wijs van moezen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moezen
- (spreektaal) moest
- Hij riep dat ik m'n best moes doen.
98 % |
van de Nederlanders;
|
97 % |
van de Vlamingen.[2]
|
moes
- (knaagdieren) muis
moes
- (knaagdieren) muis