opstropen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord opstropen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord opstropen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je opstropen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord opstropen is hier. De definitie van het woord opstropen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanopstropen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·stro·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

opstropen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opstropen
stroopte op
opgestroopt
zwak -t volledig
  1. de onderste rand van een mouw of broekspijp naar boven schuiven zodat de handen of de voeten onbedekt blijven
    • Met die toga blijkt wat mis. Huisman moet tijdens zijn pleidooi continu de mouwen opstropen. „Dat kun je natuurlijk niet hebben in een zaak.” Reden genoeg voor de raadsman om naderhand zijn bevindingen op Twitter te plaatsen: ‘Toga’s moeten aan wettelijke eisen voldoen. Ook leentoga’s.’ Het wetsartikel luidt: ‘Aan de onderkant der mouwen behoort een voorziening te zijn getroffen, welke het terugvallen der mouwen verhindert.’  
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de mouwen opstropen
je klaarmaken om flink te gaan werken
Met een armworsteltoernooi wordt op vrijdagavond 7 september bepaald wie de sterkste van het dorp Albergen is. Mannen en vrouwen kunnen die vanaf 20.00 uur de mouwen opstropen.
En dat ze hulp krijgen van getrainde deskundigen om weer grip te krijgen op hun eigen leven of hun passie te herontdekken. De Jonge: ,,Dus ik zeg: mouwen opstropen en erop af."
Daarom was het mouwen opstropen, tegen Willem II. Knokken tot het einde. "Hoe, maakte niet uit. Maar deze moesten we winnen. We hebben ook gevochten tot het einde."
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.


Verwijzingen