paf

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord paf. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord paf, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je paf in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord paf is hier. De definitie van het woord paf zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpaf, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • paf

paf! [4]

  1. het geluid van een korte knal, bijvoorbeeld van een pistool
    • En, paf! Er klonk een schot en hij lag gewond op de grond. 
enkelvoud meervoud
naamwoord paf paffen
verkleinwoord pafje pafjes

de pafm

  1. het roken, met name van tabak
    • De jeugd in dat land is nog aardig aan de paf. 
  2. het geluid van een afgeschoten vuurwapen [5]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen paf paffer pafst
verbogen paffe paffere pafste
partitief pafs paffers -

paf

  1. verbaasd staand [6]
  2. opgeblazen [7]
    • Ik loop voor het Mariabeeld om de gang in, en opeens wordt de paffe stilte gespleten door een schreeuw.[8] 
  • Paf staan
verbaasd of verbijsterd zijn
vervoeging van
paffen

paf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paffen
    • Ik paf. 
  2. gebiedende wijs van paffen
    • Paf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paffen
    • Paf je? 
93 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[9]


paf

  1. (spreektaal) bezopen, lazarus
    «Vers la fin de la soirée, tout le monde était paf
    Tegen het eind van het feest was iedereen lazarus. [1]