Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
piepel. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
piepel, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
piepel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
piepel is hier. De definitie van het woord
piepel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
piepel, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- afgeleid van piep, piepjong met het achtervoegsel -el [1]
- In de moderne betekenis van “hinderlijke, minderwaardige vent” of “kleine dikdoener” ten onrechte opgevat als een verbastering van Engels people. [2] [3]
- vervelende vent, dikdoener
- (dierkunde) (verouderd) jonge eend
- ▸ Een Eend, die op 'et water lach, En soo vast heen en weder swom, En had veel Piepels om en om, Doch waren alle niet by hem. Mits quaekten hy met luyder stem,[4]
- (landbouw) (verouderd) aardappel, pieper
piepel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van piepelen
- gebiedende wijs van piepelen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van piepelen
53 % |
van de Nederlanders;
|
21 % |
van de Vlamingen.[5]
|