piepelen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord piepelen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord piepelen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je piepelen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord piepelen is hier. De definitie van het woord piepelen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpiepelen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • pie·pe·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
piepelen
piepelde
gepiepeld
zwak -d volledig

piepelen

  1. overgankelijk (informeel) kleineren, als een onnozele jongen behandelen en voor de gek houden
     Ik zat na Milaan-San Remo toch al in de lift en Raas wilde niet dat ik nog meer publiciteit zou krijgen. Die wilde mij klein houden, een beetje piepelen.[3]
    • Pas op, laat je niet door hem piepelen! 
  2. (informeel) (eufemisme) naaien, neuken
     Je broek uittrekken man het leven uutbreek'n.
    Zo'n bushokje aanpakken zedde da's toch geinig.
    Wablief? Moeders kookt voor ons normaal toch.
    Bij serieuze meisjes niks te piepelen teenwoordig.
    Dat schiet nait op dat maakt je wel eens nijdig.
    [4]
84 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[5]
  1. piepelen op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron
    Enno Endt
    Bargoense spelevaart in: De Gids op Wikipedia, Jaargang 132 (1969), Stichting De Gids, Amsterdam, p. 160 op dbnl/org
  3. Profrenner Teun van Vliet
    (05/03/88) in: Vrij Nederland op Wikipedia
  4. Bronlink Weblink bron
    Robert Anker
    Nieuw werk in: Awater, Jaargang 7 (2008), Stichting Poëzieclub, Amsterdam, p. 12 op dbnl.org op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be