pion

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord pion. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord pion, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je pion in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord pion is hier. De definitie van het woord pion zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpion, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Een pion (van een schaakspel).

(klemtoonhomogram)

  • pi·on
enkelvoud meervoud
naamwoord pion pionnen
verkleinwoord pionnetje pionnetjes

 de pionm

  1. (schaak) een schaakstuk dat per zet slechts één vakje vooruit kan lopen en schuin vooruit slaat
    • Hij schoof zijn pion naar voren om de koning schaak te zetten. 
  2. (figuurlijk) willoze persoon die door iemand anders voor diens plannen wordt gebruikt
    • Ik was slechts een pion in het spel van anderen. 
  3. (Zuid-Nederlands) pylon
enkelvoud meervoud
naamwoord pion pions
verkleinwoord pionnetje pionnetjes

 de piónm

  1. (techniek) pignon, conisch tandwiel
enkelvoud meervoud
naamwoord pion pionen
verkleinwoord - -

 het píono

  1. (natuurkunde) subatomair deeltje dat bestaat uit twee quarks en dus een boson is
    • Pionen komt in drie varianten voor: +, - en ongeladen. 
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]


pion m

  1. (spreektaal) surveillant op middelbare school
    «Ces pions dans le bahut, ils me font chier.»
    Die surveillanten op school komen mijn neus uit. [1]