schaak

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord schaak. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord schaak, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je schaak in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord schaak is hier. De definitie van het woord schaak zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanschaak, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Een schaakspel
  • schaak
  • Van het Perzische sjah (koning) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord schaak -
verkleinwoord schaakje schaakjes

het schaako

  1. (spel) een bepaalde stand tijdens het schaakspel waarin een vijandig stuk naar de koning kijkt
    • De koning stond schaak en kon niet weg vanwege een pion. 
  2. (spel) het schaakspel als zodanig
    • Spelen we nog een potje schaak? 

schaak

  1. (spel) (schaak) waarschuwende uitroep tijdens het schaakspel dat de koning van de tegenstander op het punt staat veroverd te worden
vervoeging van
schaken

schaak

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaken
    • Ik schaak. 
  2. gebiedende wijs van schaken
    • Schaak! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaken
    • Schaak je? 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]