pletsen

• Geluid:  pletsen    (hulp, bestand)

• plet·sen

• afleiding van plets ^[1]

pletsen

1. slaan in water

   • Ik zou de kilte van die glanzende muurtegels willen voelen, en de ruigte waar het glazuur plaats maakt voor het cement van het voegwerk. Ik zou willen weten wat er schuilgaat achter die deur. Een keldergat, of een gang met donkere arduinen tegels waarop blote voeten zo uitbundig kunnen pletsen? ^[2] 
   • Al heeft hij ook meteen oog voor de lelijke achterkant van de idylle: ‘Maar een van de ergste gezichten die ik ken in Londen, zijn de kinderen die rondsluipen op deze plek; die in de manden slapen, vechten voor het afval, zich op alles storten wat ze denken te kunnen weggraaien, die duiken onder de wagens en steekkarren, wegspringen voor de politiemannen, en voortdurend met de regen van hun naakte voeten op de Piazza pletsen.' ^[3] 

2. slaan en zo een hoog geluid produceren

   • Bokshandschoenen pletsen op zware bokszakken, die rinkelen aan hun kettingen. Tientallen boksers, van fluo meisjes tot kolossale oud-kampioenen, trainen ongestoord door alsof ze elke dag een Vlaams parlementslid in de ring zien staan. ^[4] 

• plassen
• kletteren

de pletsen mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord plets

• Het woord pletsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pletsen" herkend door: