schorten

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord schorten. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord schorten, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je schorten in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord schorten is hier. De definitie van het woord schorten zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanschorten, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • schor·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schorten
schortte
geschort
zwak -t volledig

schorten

  1. onpersoonlijk ~ aan: tekortkomen, ontbreken
    • Er heeft van alles aan geschort. 
  2. overgankelijk omhoog trekken, korter maken
    • Zij keek er langs de zon zelf te gemoet,
      Begon te lachen en sprong òp te voet
      En schortte 't rimplend kleed zóó dat de knie
      Bloot bleef - toen stond z' en poosde - wie
      Zag in den zomer bij den vollen vliet,
      Door 't heete weiland, in het blauwe riet,
      Ooit zoo een boschnimf lachen, was er ook
      Zingend een leeuwerik vlak bij, al dook
      Een voren op of dreef een juffer aan
      In 't blauw, al had ze bloemen uit het graan.
       [4]

de schortenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schort
97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]