sim

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord sim. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord sim, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je sim in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord sim is hier. De definitie van het woord sim zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vansim, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: SIM
  • sim
A enkelvoud meervoud
naamwoord sim simmen
verkleinwoord simmetje simmetjes

sim v / m (verouderd: o)

  1. (visserij) lijn van een hengel
  2. (visserij) drijver aan een hengelsnoer die gaat bewegen als een vis in het aas hapt
  3. (visserij) touw om een visnet dicht te trekken of uit te spannen
B enkelvoud meervoud
naamwoord sim sims
verkleinwoord simmetje simmetjes

sim v/m

  1. kaartje dat een telefoonbedrijf aan een abonnee verstrekt om in een mobiele telefoon te plaatsen zodat die toegang krijgt tot het netwerk
C enkelvoud meervoud
naamwoord sim simmen
verkleinwoord simmetje simmetjes

sim v/m

  1. (primaten) (verouderd) benaming voor primaat uit de infraorde Simiiformes op Wikispecies
  2. (figuurlijk) (pejoratief) (verouderd) iemand die zich onbehoorlijk gedraagt

Magot monkey or barbary macaque Wellcome M0009429.jpg|1. primaat uit de infraorde Simiiformes

D enkelvoud meervoud
naamwoord sim -
verkleinwoord - -

sim m

  1. (plantkunde) soort tropische bonenplant Lablab purpureus op Wikispecies
  2. (voeding) peul van Lablab purpureus op Wikispecies
  3. (voeding) boon van Lablab purpureus op Wikispecies
E enkelvoud meervoud
naamwoord sim -
verkleinwoord - -

sim m

  1. (voeding) rugstuk van een hert of ree
vervoeging van
simmen

sim

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van simmen
    • Ik sim. 
  2. gebiedende wijs van simmen
    • Sim! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van simmen
    • Sim je? 
74 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[8]


enkelvoud meervoud
sim sims

sim

  1. (verkorting) (spel) simulation ("simulatie")


vervoeging van
ĕsse

sĭm

  1. actief conjunctief praesens, eerste persoon enkelvoud van ĕsse


sim

  1. ja