snoepie

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord snoepie. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord snoepie, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je snoepie in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord snoepie is hier. De definitie van het woord snoepie zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vansnoepie, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Snoopy


  • snoe·pie
  • dim. tant., variant van snoepje, verkleinwoord van  snoep zn  met de Westnederlandse uitgang -ie
  • mogelijk onder invloed van een oude betekenis van  snoepen ww  "stiekem seks hebben"
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord snoepie snoepies

snoepie o / v / m

  1. (spreektaal) kleine lekkernij
    • D'r zit zo'n meid in een witte jas, die zit daar de hele dag te koekeloeren naar die beesten. (…) Af en toe schrijft ze wat op. Maar een snoepie wou ze wel van me hebben. [1]
    • In de Tuinderstraat is als helaas in zoovele straten van Rotterdam een bank van leening en de juffrouw in die bank van leening houdt van een snoepie, wat menschelijk is. Een 12-jarig jongentje uit de buurt wordt uitgestuurd om 3 cent kussentjes te halen. [2]
  2. (spreektaal) seksueel aantrekkelijk meisje of jonge vrouw
    • Goedlachs, kuiltjes in de wangen, best 'een snoepie', maar als sportvrouw annex levensgezellin kent ze zo haar beperkingen. "Ik zou tegen alle topsporters willen zeggen: concentreer je op je sport, en trouw niet zolang je met je sport bezig bent." [3]
    • „Het spijt me dat ik u niet naar genoegen kon bedienen," zei ze kil. „Ik heb m'n best gedaan. Goedenmiddag, mijnheer." „Doe nou niet zo stug, snoepie!" sprak de jongeling. [4]
    • 't Was goed da' 'k er zoo patserig uitzag, want belam, 'n mensch is geen strijkplank, en als me snor op was gestreke, en as 'k fijn opgetuigd was, dan had ik verdraaid dat snoepie om d'r middel gegrepe... want Mientje en me dochters zijn toch zoo wijd weg. [5]
    • Ik herinner me eens een vaudeville gezien te hebben, waarin aan een vrek een groot fortuin werd nagelaten, onder voorwaarde dat hij binnen drie dagen honderd duizend francs zou .... verpierewaaien! Gezegde gierigaard komt te Parijs en, na allerlei uitgaven gedaan te hebben die hem ongehoord voorkwamen, telt hij den avond van den eersten dag na dat hij juist 45 francs heeft uitgegeven! Maar den volgenden dag ontmoet hij een allerliefst dametje, een waar „snoepie", die hem zoo goed weet te leiden, dat aan het einde van den tweeden dag niet alleen de erfenis gewonnen, maar ook reeds was aangebroken. [6]
  3. (figuurlijk) voor een begeerlijk voorwerp
    • „Je moet een camper kopen", roept hij tussen het opblazen door, als pa uitbundig zijn snoepie van een caravan prijst. [7]
    • Doe uw hoed en mantel gauw af, zegt ze, als mevrouw Pietjans er is; en dan, als ze den hoed van mevrouw Pietjans aan den kapstok wil hangen: Wat is dat toch een snoepie. Ze aait over de bol van 't bonthoedje. [8]
  4. (informeel) (figuurlijk) liefkozende benaming
    1. voor een kind
      • (…) die jongen heb ik vroeger over de vloer gehad. Een snoepie, hoor. Daar steekt geen kwaad bij. [9]
      • We waren thuis met drie meisjes. Elk jaar had de ooievaar een bezoek gebracht en telkens had vader, wel blij dat het er was, maar toch met teleurstelling in de stem gevraagd: „Een meisje, baker?" „Oh mijnheer, 't is zoo'n snoepie, een klein rond dik molletje, kijk eens wat een dot." [10]
    2. voor een vrouw
      • De Vlaming Jelle Denturck komt in zijn voorstelling Omtrent verlies op met een feesthoedje, maar al snel blijkt dat er helemaal geen reden voor een feestje is: zijn "snoepie" heeft hem verlaten. [11]
      • Over haar artistieke carrière: (…) En er was geen stuk meer of ik zat er bij. Ik werd het „snoepie" van Willy van Hemert. En het lievelingetje van Ton van Duinhoven. [12]
    3. voor een man
      • Kitty had hij het gegund. Zij had een tatoeage van een dolfijn op haar schouder, noemde haar hond snoepie en hem ook, maar zij was weggegaan. [13]
      • Lieve woordjes. (…) Tegen jongens/mannen: (…)"Gij bent ok 'ne zoute" — snoepie [14]
    4. voor een huisdier
      • Kitty had hij het gegund. Zij had een tatoeage van een dolfijn op haar schouder, noemde haar hond snoepie en hem ook, maar zij was weggegaan. [13]
      • Bello. Bello, kom dan snoepie. Komt dan bij vrouwtje [15]
      • Nou, kijk maar zoo sjeu niet snoepie, ga maar me lievertje, ik heb thuis nog een bakkie melk voor je, hoor beessie (…) [16]
  • Het woordgeslacht is in de eerste betekenis alleen onzijdig, in de tweede onzijdig of vrouwelijk en kan in de derde betekenis ook mannelijk zijn.
  •  snoepie van de week
    buitenkansje om iets begeerlijks te verwerven
  1. Walda, D.
    "Man in de mist" in: Hollands Maandblad. jrg. 13 nr. 285/286 (augustus/september 1971) Stichting Hollands Weekblad, Den Haag
    ; p. 40; geraadpleegd 2018-05-29
  2. "Overdreven dienstijver" in: De Tribune jrg. 18 nr. 52 (29 november 1924); p. 2 kol. 2; geraadpleegd 2018-05-28
  3. Ouwerkerk, P.
    "Andrea Mitscherlich-Schöne-Ehrig-Mitscherlich kan 't weten 'Trouw nooit als topsporter'" in: Het vrije volk jrg. 43 nr. 12459 (15 januari 1988)
    ; p. 17 kol. 5; geraadpleegd 2018-05-28
  4. Brandt, A.
    "Horre, Harm en Hella. Lach en wee" 41-8 in: De Telegraaf jrg. 77 nr. 25745 (19 augustus 1970)
    ; p. 2 kol. 2; geraadpleegd 2018-05-28
  5. Brusse, M.J.
    Landlooperij. (1906) W. L. & J. Brusse, Rotterdam
    ; p. 274; geraadpleegd 2018-05-28
  6. E.
    "Uit Parijs" in: Java-bode jrg. 37 nr. 21 (25 januari 1888)
    ; p. 7 kol. 3; (oudste vindplaats op Delpher, die overigens verwijst naar het Vaderland van 17 december 1887); geraadpleegd 2018-05-28
  7. Berg, M. van den
    "'Als ik thuiskom, is het plafond twee meter gezakt'" in:Leidsch Dagblad jrg. 138 nr. 41472 (22 augustus 1997)
    ; p. 11 kol. 5; geraadpleegd 2018-05-29
  8. H.H.A.
    "Vrouwen en geheimen (Een bonthoedengeschiedenis)." in: Nieuwsblad van het Noorden jrg. 39 nr. 66 (19 maart 1926)
    ; p. 15 kol. 1; geraadpleegd 2018-05-28
  9. Merk, N.
    "Plein" in: Het Parool jrg. 50 nr. 13910 (27 juni 1990)
    ; p. 3 kol. 8; geraadpleegd 2018-05-29
  10. "Mijn eerste stuk." in: Nieuwe Tilburgsche Courant (28 april 1901) nr. 2071 Zondagsblad; p. 2 (70) kol. 1; geraadpleegd 2018-05-28
  11. Henquet, J.
    "Grappig, slim en snel" (26 november 2012) op website: volkskrant.nl
    ; geraadpleegd 2018-05-29
  12. Geesink-Sïbeijn, G.C.
    geciteerd in:
    Bok, R. de
    "Omstreden Amsterdamse pensionhoudster lucht haar hart. Tante Truus rouwt niet om Servet-show" in: Het Parool jrg. 8650 nr. 8650 (28 maart 1973)
    ; p. 17 kol. 4; geraadpleegd 2018-05-28
  13. 13,0 13,1
    Pfeijffer, I.L.
    "Meneer Boom" in: De Revisor. jrg. 31 nr. 5/6 (december 2004) Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam
    ; p. 89; geraadpleegd 2018-05-28
  14. "Brabants voor Beginners." in: Het vrije volk weekeditie (6 februari 1986); p. 11 kol. 2; geraadpleegd 2018-05-28
  15. Kerkwijk, H. van
    "de achtervolging van rené magraaf" in: Maatstaf. jrg. 16 nr. 8 (november 1968) Daamen, Den Haag
    ; p. 611; geraadpleegd 2018-05-28
  16. Johannes Paradisiacus
    "Eritis sicut deus of „de greep naar 't absolute.”" in: Java-bode jrg. 42 nr. 270 (22 november 1893)
    ; p. 5 kol. 4; geraadpleegd 2018-05-28