solden

Niet te verwarren met: solde

• Geluid:  solden    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈsɔldə(n) / (2 lettergrepen)

• sol·den

• : alleen meervoud leenvertaling van Frans soldes m "uitverkoop", (vooral gangbaar in België), in de betekenis van ‘uitverkoop’ aangetroffen vanaf 1950 ^{[1] [2] [3]}
• :  solde zn  met de uitgang -en
• :  solde ww  met de uitgang -en

de solden mv

1. verkoop tegen verlaagde prijzen, in de regel van aan het einde van het seizoen overgebleven producten

   ▸ De onderneming die haar goederen in de solden wil verkopen, moet dat doen tegen verlaagde prijzen.^[4]

   ▸ Minister van Middenstand en KMO’s Willy Borsus denkt na over een hervorming van de solden.^[5]

2. periode waarin sommige producten tegen verlaagde prijzen worden verkocht

   • Voorafgaand aan de solden zit de sperperiode. 

   ▸ Heel wat Vlamingen meten zich tijdens de solden een nieuwe garderobe aan, maar er zit een addertje onder het gras: meer dan 1 Vlaming op 5 (22,7%) laat zich tijdens de koopjesperiode vangen aan een miskoop.^[6]

• koopjesperiode, opruiming, seizoensopruiming

• sale, uitverkoop

• balansopruiming
• wintersolden
• zomersolden

• soldeke, soldenbak, soldenperiode, soldenprijs, soldenproduct, soldenverkoop, solderen
• fluistersolden, wintersolden, zomersolden

• koopje, ramsj, restanten, sperperiode, voordeelaanbieding

de solden mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord solde: soldijen

solden

1. meervoud verleden tijd van sollen
   

   • Wij solden. 
     
   • Jullie solden. 
     
   • Zij solden. 

• Het woord solden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "solden" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.