sound

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord sound. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord sound, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je sound in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord sound is hier. De definitie van het woord sound zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vansound, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • sound
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kenmerkend geluid’ voor het eerst aangetroffen in 1965 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sound sounds
verkleinwoord soundje soundjes

de soundm

  1. geluid
  2. (muziek) in het bijzonder: eigen, specifiek geluid van een groep of stroming
86 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[3]


  • zn Ontwikkeld uit Middelengels sownde, een hypercorrecte vorm (met toegevoegde -d-) van sowne, ontleend aan Anglo-Normandisch sun, soun (uit Oudfrans son, d.i. modern Frans son).
  • zn erfwoord Ontwikkeld uit Middelengels sound, sund, uit Oudengels English sund “het zwemmen”, “zee, water”,uit Germaans *sunda- ((nultrap vorm van *swim-, *swam- “zwemmen”)
  • ww Ontwikkeld uit Middelengels sownden, een hypercorrecte vorm (met toegevoegde -d-) van sounen, ontleend aan Anglo-Normandisch suner, sounder (met toegevoegde -d-), (uit Oudfrans soner, d.i. modern Frans sonner).
  • ww Ontleend aan Frans sonder.
  • bn erfwoord Ontwikkeld uit Middelengels sound, sund, isund, ȝesund, uit Oudengels sund, ġesund “heel, gezond”, uit Germaans *gasundaz, *sundaz “gezond”, verwant aan Nederlands gezond, Duits gesund.
enkelvoud meervoud
sound sounds

sound

  1. geluid
  2. gehoorsafstand

sound

  1. zeearm, zeeëngte
  2. (zoötomie) visblaas
vervoeging
onbepaalde wijs to  sound 
he/she/it  sounds 
verleden tijd  sounded 
voltooid
deelwoord
 sounded 
onvoltooid
deelwoord
 sounding 
gebiedende wijs  sound 

sound

  1. onovergankelijk klinken
  2. overgankelijk doen klinken, luiden

sound

  1. overgankelijk peilen
  2. overgankelijk (figuurlijk) uithoren, de gedachtegang, motivatie e.d. van iemand peilen, achterhalen
  3. onovergankelijk (dierkunde) verticaal duiken, naar de zeebodem afdalen (van walvissen, en andere zeedieren)
  4. overgankelijk (medisch) sonderen
stellend vergrotend overtreffend
sound sounder soundest

sound

  1. gezond
  2. correct