luiden

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord luiden. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord luiden, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je luiden in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord luiden is hier. De definitie van het woord luiden zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanluiden, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lui·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
luiden
luidde
geluid
zwak -d volledig

Werkwoord

luiden

  1. overgankelijk doen klinken, gewoonlijk van een bel
    • Deze klok wordt zelden geluid. 
  2. inergatief het weerklinken van het geluid van een klok
    • De kerkklokken luidden toen er een dijkdoorbraak dreigde. 
  3. als inhoud hebben
    • Het bericht luidde eenvoudigweg: "hij is dood"; details ontbraken. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de noodklok luiden
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord -* luiden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de luidenmv

  1. (verouderd) groep mensen
Synoniemen
Opmerkingen
  • Als enkelvoud kan vaak wel "man", "kerel" of "mens" worden gebruikt.

Werkwoord

vervoeging van
luien

luiden

  1. meervoud verleden tijd van luien
    • Wij luiden. 
    • Jullie luiden. 
    • Zij luiden. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.

Verwijzingen