Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
luiden. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
luiden, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
luiden in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
luiden is hier. De definitie van het woord
luiden zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
luiden, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
luiden
- overgankelijk doen klinken, gewoonlijk van een bel
- Deze klok wordt zelden geluid.
- inergatief het weerklinken van het geluid van een klok
- De kerkklokken luidden toen er een dijkdoorbraak dreigde.
- als inhoud hebben
- Het bericht luidde eenvoudigweg: "hij is dood"; details ontbraken.
1. doen klinken, gewoonlijk van een bel
2. het weerklinken van het geluid van een klok
de luiden mv
- (verouderd) groep mensen
- Als enkelvoud kan vaak wel "man", "kerel" of "mens" worden gebruikt.
luiden
- meervoud verleden tijd van luien
- Wij luiden.
- Jullie luiden.
- Zij luiden.
100 % |
van de Nederlanders;
|
98 % |
van de Vlamingen.
|