spijt

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord spijt. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord spijt, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je spijt in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord spijt is hier. De definitie van het woord spijt zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanspijt, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • spijt
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘berouw’ voor het eerst aangetroffen in 1436 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord spijt -
verkleinwoord spijtje spijtjes

de spijtv / m

  1. (psychologie) besef dat men ten onrechte iets wel of juist niet heeft gedaan
  • Spijt hebben dat/over/van
Wensen dat je een gemaakte keus nog kon veranderen
• Ik heb spijt dat ik zoveel heb gekocht. 
• Ik heb spijt van mijn aankopen. 
•  Waarom had ik geen donder gehoord of bliksem gezien tijdens mijn tocht omhoog? Wat had ik nu spijt van het plan om de zonsondergang en zonsopkomst vanaf de top te willen gaan bekijken. [4] 
• Ik heb spijt over mijn aankopen. 
  • Spijt betuigen
Verontschuldigingen aanbieden
Helaas, wij vinden het jammer dat het zo is
 Dank aan de auteurs en uitgevers die overname toestonden (zie voor bijzonderheden 'Bronnen' aan het einde van het boek). De oorspronkelijke spelling hiervan is zoveel mogelijk gehandhaafd. Van enkele stukken bleken, tot onze spijt, auteur en uitgever niet te achterhalen.[5]
  • Tot spijt van wie het benijdt
Het is jammer voor degenen die er niet blij mee zijn (vooral Vlaams)

spijt (+ genitief)

  1. (verouderd) ondanks
    • Hij is spijt dezes toch gekomen. 
vervoeging van
spijten

spijt

  1. onpersoonlijke tegenwoordige tijd van spijten
vervoeging van
spijen

spijt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spijen
    • Jij spijt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spijen
    • Hij spijt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van spijen
    • Spijt! 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]