stor

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord stor. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord stor, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je stor in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord stor is hier. De definitie van het woord stor zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanstor, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • IPA: /stoːr/, / sd̥o(ːˀ)ɐ̯ /
  • stor
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord stórr
Naar frequentie 241

stor

  1. groot
  2. zwaar


  • stor
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord stórr
Naar frequentie 252
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud stor større størst
o enkelvoud stort
meervoud store
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
store større største

stor

  1. groot
    «Et stortt hus.»
    Een groot huis.

stor, m

  1. groot
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   stor         store      
  • både store og små
zowel grote als kleine


  • stor
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord stórr
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud stor større størst
o enkelvoud stort
meervoud store
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
store større største

stor

  1. groot
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   stor         store      
genitief                    

stor, m

  1. groot
  • både store og små
zowel grote als kleine


  • stor
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord stórr
stellend vergrotend overtreffend
stor
större
störst

stor

  1. groot
    «Det är en stor hund.»
    Dat is een grote hond.