streek

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord streek. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord streek, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je streek in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord streek is hier. De definitie van het woord streek zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanstreek, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • streek
enkelvoud meervoud
naamwoord streek streken
verkleinwoord streekje streekjes

de streekv / m

  1. (aardrijkskunde) een gebied met een eigen karakter, een landstreek
    • Deze streek is bekend om zijn bollenteelt. 
     Ten slotte kwam hij in een rotsachtige streek, waar hij plotseling de fluit van een herdersjongen hoorde.[3]
  2. deel van een entiteit (bijv. anatomisch) met specifieke eigenschappen (-> bilstreek, hartstreek, maagstreek, kompasstreek)
  3. een handeling die handig maar niet helemaal netjes of beleefd is
    • Wat een gemene streek is dat! 
     Ze hadden veel aandacht en indirecte steun in de rechtse pers gekregen voor al hun streken voor de verkiezingen.[4]
  4. een veeg of streep met een werktuig
    • Met een paar streken zette de kunstenaar een goedgelijkende afbeelding op het doek. 
  • uit zuidelijker streken
vervoeging van
strijken

streek

  1. enkelvoud verleden tijd van strijken
    • Ik streek. 
    • Jij streek. 
    • Hij, zij, het streek. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]


streek

  1. (aardrijkskunde) streek; een gebied met een eigen karakter, een landstreek
  2. streek een handige manipulatie


streek

  1. (aardrijkskunde) streek; een gebied met een eigen karakter, een landstreek
  2. streek een handige manipulatie