tanga

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord tanga. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord tanga, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je tanga in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord tanga is hier. De definitie van het woord tanga zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantanga, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tan·ga
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘zeer klein zwembroekje, slipje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1976
enkelvoud meervoud
naamwoord tanga tanga's
verkleinwoord tangaatje tangaatjes

Zelfstandig naamwoord

de tangav / m

  1. hoog uitgesneden slip (onderbroek)
  2. één honderdste van de roebel van Tadzjikistan, die tot 2000 werd gebruikt
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Catalaans

Zelfstandig naamwoord

tanga v

  1. tanga


Engels

Zelfstandig naamwoord

tanga

  1. tanga


Kiribatisch

Werkwoord

tanga

  1. toegeven; toestaan / erkennen
  2. verlaten; weggaan (van) / in de steek laten, laten vallen
  3. niet in de mogelijkheid zijn om zich te verweren, niet bestendig zijn


Noors

Zelfstandig naamwoord

tanga

  1. tanga


Portugees

enkelvoud meervoud
tanga tangas

Zelfstandig naamwoord

tanga v

  1. tanga


Spaans

enkelvoud meervoud
tanga tangas

Zelfstandig naamwoord

tanga v

  1. tanga

Werkwoord

vervoeging van
tangar

tanga

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tangar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tangar


Tagalog

Zelfstandig naamwoord

tanga

  1. dwaas

Bijvoeglijk naamwoord

tanga

  1. dom
  2. lichtgelovig