televisie

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord televisie. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord televisie, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je televisie in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord televisie is hier. De definitie van het woord televisie zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantelevisie, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak

Geluid: televisie (hulp, bestand)
IPA: / ˌteləˈvizi / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

te·le·vi·sie

Woordherkomst en -opbouw

van Engels television, in de betekenis van ‘overbrenging van beelden’ voor het eerst aangetroffen in 1914 ^[1]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	televisie	televisies
verkleinwoord	televisietje	televisietjes

Zelfstandig naamwoord

de televisie v

(elektronica) elektronisch apparaat om bewegende beelden en geluid weer te geven
(communicatie) communicatiemedium dat het versturen van beelden en geluiden mogelijk maakt

Synoniemen

televisieapparaat, televisietoestel, kleurentelevisietoestel, tv, kijkbuis, buis

Hyperoniemen

visie

Hyponiemen

Afgeleide begrippen

Vertalingen

1. elektrisch apparaat

Afrikaans: televisiestel ^(af), televisie ^(af), beeldradio ^(af)
Armeens: հեռուստացույց ^(hy) (heŕustats‘uyts‘)
Bosnisch: televizor ^(bs) m
Bulgaars: телевизор ^(bg) m (televízor)
Chinees: 電視 ^(zh), 电视 ^(zh) (diànshì)
Deens: fjernsyn ^(da) o, tv ^(da) o
Duits: Fernseher ^(de) m
Engels: television ^(en)
Esperanto: televidilo ^(eo)
Fins: televisio ^(fi), televisiovastaanotin ^(fi)
Frans: téléviseur ^(fr) m, télévision ^(fr) v (fam.)
Fries: televyzje ^(fy) g, televyzjetastel ^(fy) o
Grieks: τηλεόραση ^(el) v (tileórasi)
Hebreeuws: טלוויזיה ^(he) v (televizia)
Hindi: दूरदर्शन ^(hi), टेलिविज़न ^(hi)
IJslands: sjónvarpstæki ^(is) o
Iers: teilifíseán ^(ga) m
Indonesisch: pesawat tv ^(id)
Interlingua: televisor ^(ia)

Italiaans: televisore ^(it) m
Japans: テレビ ^(ja) (térebi)
Koreaans: 텔레비전 ^(ko) (tellebijeon)
Latijn: televisio ^(la) v, telehorasis ^(la) v
Lets: televizors ^(lv) m
Oekraïens: телевізор ^(uk) m (televísor)
Pennsylvania-Duits: Guckbax ^(pdc) o
Pools: telewizor ^(pl) m
Portugees: televisor ^(pt) m, televisão ^(pt) v
Roemeens: televizor ^(ro) o
Russisch: телевизор ^(ru) m (televízor)
Spaans: televisor ^(es) m, aparato de televisión ^(es) m
Thai: โทรทัศน์ ^(th) (thorāthāt)
Tsjechisch: televizor ^(cs) m
Turks: televizyon ^(tr)
Vietnamees: máy truyền hình ^(vi), TV ^(vi), tivi ^(vi)
Welsh: teledu ^(cy) m, set ^(cy) m deledu ^(cy)
Zweeds: television ^(sv)

2. medium

Afrikaans: televisie ^(af), beeldradio ^(af)
Armeens: հեռուստատեսություն ^(hy) (heŕustatesut‘yun)
Bosnisch: televizija ^(bs) v
Bulgaars: телевизия ^(bg) v (televízijǎ)
Chinees: 電視 ^(zh), 电视 ^(zh) (diànshì)
Deens: tv ^(da) o, fjernsyn ^(da) o
Duits: Fernsehen ^(de) o
Engels: television ^(en)
Esperanto: televido ^(eo)
Fins: televisio ^(fi)
Frans: télévision ^(fr) v
Fries: televyzje ^(fy) g
Grieks: τηλεόραση ^(el) v (tileórasi)
Hebreeuws: טלוויזיה ^(he) v (televizia)
Hindi: दूरदर्शन ^(hi), टेलिविज़न ^(hi)
Hongaars: televízió ^(hu)
Iers: teilifís ^(ga) v
IJslands: sjónvarp ^(is) o, imbakassi ^(is) m
Indonesisch: televisi ^(id), tv ^(id)

Interlingua: television ^(ia)
Italiaans: televisione ^(it) v
Japans: テレビ ^(ja) (térebi)
Koreaans: 텔레비전 ^(ko) (tellebijeon)
Latijn: televisio ^(la) v, telehorasis ^(la) v
Lets: televīzija ^(lv) v
Maleis: televisyen ^(ms), TV ^(ms)
Oekraïens: телебачення ^(uk) v (telebačénnja)
Pools: telewizja ^(pl) v
Portugees: televisão ^(pt) v
Roemeens: televiziune ^(ro) v
Russisch: телевидение ^(ru) o (televídenije)
Spaans: televisión ^(es) v
Thai: โทรทัศน์ ^(th) (thorāthāt)
Tsjechisch: televize ^(cs) v
Turks: televizyon ^(tr)
Vietnamees: truyền hình ^(vi), TV ^(vi), tivi ^(vi), vô tuyến truyền hình ^(vi)
Welsh: teledu ^(cy) m
Zweeds: television ^(sv)

Bijwoord

televisie

bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
televisiekijken: Hij keek graag televisie.

Gangbaarheid

Het woord televisie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "televisie" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.^[2]

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

televisie

televisie

Enciclo

Wikious

Sapientia

Scientia

Boobota

Anandapedia

Sagapedia

Wikithot