tis

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord tis. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord tis, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je tis in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord tis is hier. De definitie van het woord tis zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vantis, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • tis
enkelvoud meervoud
naamwoord tis tissen
verkleinwoord - -

de tism

  1. (verouderd) ineengevlochten of verwarde vezels
     Het garen is in de tis.[3]
     Wat hier in de war is, zal die wel uit de tis weten te halen.[4]
  • In het snel fonetisch weergeven wordt "tis" soms ook gebruikt voor "het is" of "'t is": Mmm, uitslapen, tis zondag!
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. tis op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 29 maart 2021 Weblink bron
    D. van Kalken
    Bijdrage tot de kennis der Noordhollandsche volkstaal. in: De Taalgids, Tijdschrift tot uitbreiding van de kennis der Nederlandsche taal, 1e jrg. (1859), C. van der Post Jr., Utrecht, p. 297
  4. Bronlink geraadpleegd op 29 maart 2021 Weblink bron
    Dorothea Petronella Bohn-Beets
    “Onze buurt”, 4e druk (1884), de erven F. Bohn, Haarlem, p. 71