Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
være. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
være, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
være in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
være is hier. De definitie van het woord
være zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
være, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord vera
være
- koppelwerkwoord zijn
- Werkwoord en zelfstandig naamwoord: afkomstig van het Oudnoorse werkwoord vera
- Werkwoord : afkomstig van het Oudnoorse werkwoord viðra
være
- koppelwerkwoord zijn
- «To og to er fire.»
- Twee en twee is vier.
- hulpwerkwoord zijn
- «Han være blitt syk.»
- Hij is ziek geworden.
verstoken zijn van; zonder
- «De må være fullstendig blottet for all historisk kunnskap om hva disse skolene har betydd, og fortsatt betyr, både for den enkelte elev og for kunnskapsnivået i vårt land.»
- Zij moeten volledig verstoken zijn van alle historische kennis over wat deze school heeft betekend en nog betekent, zowel voor de individuele studenten en de kennis in ons land.
- «Lokal avisene er blottet for kritisk undersøkende journalistikk.»
- Lokale kranten zijn verstoken van kritische onderzoeksjournalistiek.
gereedstaan, op het punt staan, klaarstaan
- «Urmakerfaget er et av flere små håndverksfag som kan være i ferd med å dø ut.»
- Het horlogemakersberoep is een van de meerdere kleine beroepsgebieden die op het punt staan om uit te sterven.
absoluut passend zijn voor iemand; volledig in overeenstemming met de wensen van iemand zijn
- «Oppgaven var midt i blinken for henne.»
- De taak was het beste voor haar.
aanwezig zijn
være
- overgankelijk (bij dieren) ruiken, bespeuren
- «Hunden været viltet.»
- De hond ruikt het wild.
- overgankelijk, (figuurlijk) (bij mensen) vermoeden, bevroeden, voorvoelen, vooruitzien
være, o
- het zijn