vaar

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord vaar. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord vaar, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je vaar in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord vaar is hier. De definitie van het woord vaar zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanvaar, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • vaar
  • In de betekenis van ‘bout met schroefdraad, passend in moer met inwendige schroefdraad’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1736 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vaar -
verkleinwoord vaartje -

de vaarm

  1. bout met schroefdraad, passend in moer met inwendige schroefdraad
enkelvoud meervoud
naamwoord vaar -
verkleinwoord vaartje -

de vaarm [4]

  1. (in wapenkunde) vakvoering samengesteld uit klok- of schildvormige vakjes, beurtelings van zilver en azuur
enkelvoud meervoud
naamwoord vaar -
verkleinwoord vaartje -

de vaarm [5]

  1. man die een of meer kinderen heeft; iemands naaste mannelijke bloedverwant in opgaande lijn, vader
  2. mannelijk dier dat jongen heeft voortgebracht
stellend
onverbogen vaar
verbogen vare
partitief vaars

vaar [7]

  1. angst

vaar [9]

  1. doorgemolken en niet bevrucht
vervoeging van
varen

vaar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van varen
    • Ik vaar. 
  2. gebiedende wijs van varen
    • Vaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van varen
    • Vaar je? 
93 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[10]


  • IPA: /vaːɐ(r)/

vaar m

  1. (familie) vader.
  2. beschermer
  3. God