wijk

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord wijk. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord wijk, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je wijk in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord wijk is hier. De definitie van het woord wijk zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanwijk, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • wijk
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘stadsdeel’ voor het eerst aangetroffen in 855 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord wijk wijken
verkleinwoord wijkje wijkjes

de wijkv / m

  1. (aardrijkskunde) een bewoond deel van een stad of een gemeente
  2. (waterbeheer) een watergang
  • De wijk nemen
Ervandoor gaan
vervoeging van
wijken

wijk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wijken
    • Ik wijk. 
  2. gebiedende wijs van wijken
    • Wijk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wijken
    • Wijk je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.