zool

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord zool. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord zool, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je zool in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord zool is hier. De definitie van het woord zool zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanzool, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Voetzool
Een schoenzool
De zool van een schaaf
  • zool
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onderste deel van voet of schoen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord zool zolen
verkleinwoord zooltje zooltjes

de zoolv / m

  1. onderkant van de voet
  2. onderkant van schoeisel of kous
  3. (gereedschap) de vlakke onderzijde van een schaaf, strijkijzer etc.
  4. (waterbeheer) de onderkant van een dijk, terp of kade
vervoeging van
zolen

zool

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zolen
    • Ik zool. 
  2. gebiedende wijs van zolen
    • Zool! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zolen
    • Zool je? 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]