hak

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord hak. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord hak, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je hak in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord hak is hier. De definitie van het woord hak zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanhak, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Vrouw met hak
  • hak
  • In de betekenis van ‘landbouwwerktuig’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hak hakken
verkleinwoord hakje hakjes

de hakm

  1. (anatomie) hiel van de voet [3]
  2. verhoging onder een schoen bij de hiel
  3. (gereedschap) werktuig om de grond mee open te hakken [4]
  • een hak zetten
    iemand opzettelijk benadelen zodra dat kan [5]
  •  met de hakken over de sloot halen
    maar nét met succes afronden
  • op de hak nemen
    bespotten
  • van de hak op de tak springen
    op een onsamenhangende manier van het ene onderwerp naar het andere overgaan [6]
•  In mijn enthousiasme is het soms moeilijk mijn verhalen te volgen, omdat ik geneigd ben van de hak op de tak te springen.[7] 
vervoeging van
hakken

hak

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hakken
    • Ik hak. 
  2. gebiedende wijs van hakken
    • Hak! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hakken
    • Hak je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[8]


  • hak
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hak     hakið     hök     hökin  
genitief   haks     haksins     haka     hakanna  
datief   haki     hakinu     hökum     hökunum  
accusatief   hak     hakið     hök     hökin  

hak, o

  1. hak, inkeping, keep, kerf, kartel
  • hak
  1. accusatief onbepaald onzijdig enkelvoud van hak



hak

  1. recht


hak

  1. haak


hak

  1. recht