kartel

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

• Geluid:   kártel    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈkɑrtəl / (2 lettergrepen)
• Geluid:   kartél    (hulp, bestand)
  • IPA: / kɑrˈtɛl / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• kar·tel

Woordherkomst en -opbouw

• naamwoord van handeling  kartelen ww 
• van Duits  Kartell zn , in de betekenis van ‘aaneensluiting van producenten’ aangetroffen vanaf 1824

Zelfstandig naamwoord

 de kartel m

1. kerf, keep, inkeping

Afgeleide begrippen

• karteldarm, kartelen, kartelig, kartelmes, kartelrand, kartelschaar, kartelsnede

Verwante begrippen

• keepverbinding, kerfmachine, kerfsnijwerk, kerfstok, kerftaai, kerftaaiheid

Vertalingen

Werkwoord

kártel

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kartelen
   

   • Ik kartel. 

2. gebiedende wijs van kartelen
   

   • Kartel! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kartelen
   

   • Kartel je? 

Zelfstandig naamwoord

 het kartel o

1. (economie) verbond van producenten, bedoeld om de markt te beheersen

   • kartelland Nederland bloeit volop  

2. (politiek) (tijdelijk) verbond van politieke partijen

Hyponiemen

• aannemerskartel, antikartel, bouwkartel, cocaïnekartel, drugskartel, loonkartel, marktverdelingskartel, oliekartel, prijskartel, winstverdelingskartel

Afgeleide begrippen

Vertalingen

Anagrammen

• klaret, klater, rakelt

Gangbaarheid

• Het woord kartel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kartel" herkend door:

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen