berouwen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord berouwen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord berouwen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je berouwen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord berouwen is hier. De definitie van het woord berouwen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanberouwen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
berouw berouwvol
berouwen berouwend
(berouwenis) (berouwig)


  • be·rou·wen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
berouwen
berouwde
berouwd
zwak -d volledig

berouwen

  1. wederkerend zich ~ over; met persoon als onderwerp: spijt hebben van iets
    • Lange berouwt zich nu over zijn hand- en spandiensten aan de grote fraudeurs. 
  2. onovergankelijk met persoon als meewerkend voorwerp: spijten
    • Het berouwde hem nog lang dat hij dat gedaan had. 
  • In vroeg Nieuwnederlands is het werkwoord gemengd en komt nog een sterk voltooid deelwoord "berouwen" voor.
  • Berouw komt na de zonde
als het eenmaal gebeurd is komt pas de berouw
  • Berouw komt steeds te laat
als het eenmaal gebeurd is komt pas de berouw
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]