club

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord club. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord club, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je club in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord club is hier. De definitie van het woord club zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanclub, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
logo van voetbalclub Feijenoord
clubfauteuil
Vrouw met golfclub
  • club
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vereniging’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1800 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord club clubs
verkleinwoord clubje clubjes

de clubv / m

  1. (maatschappij) een besloten gemeenschap waarin de leden hun gemeenschappelijke belangen van niet economische aard behartigen
    • In het amateurvoetbal is het vanaf komend seizoen voor spelers voor het eerst mogelijk in de winterstop van club te wisselen.[2] 
     Er ontstond zelfs een klein clubje dat nog maar heel weinig liep en van het ene naar het andere dorp liftte om daar dan dagenlang te hangen en te feesten, om vervolgens alleen de mooie stukken te lopen.[3]
     Als ik niet beter zou weten, dan schaarde ik je bij de club van stiekeme sherryhappers.[4]

de clubm

  1. clubfauteuil
  2. (sport) slaginstrument voor het golfspel
vervoeging van
clubben

club

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van clubben
    • Ik club. 
  2. gebiedende wijs van clubben
    • Club! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van clubben
    • Club je? 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]


vervoeging
onbepaalde wijs to  club 
he/she/it  clubs 
verleden tijd  clubbed 
voltooid
deelwoord
 clubbed 
onvoltooid
deelwoord
 clubbing 
gebiedende wijs  club 

club

  1. overgankelijk knuppelen, neerknuppelen, neerslaan (met een knuppel e.d.)
  2. onovergankelijk zich verenigen, clubben
  3. onovergankelijk iets bijdragen
enkelvoud meervoud
club clubs

club

  1. (maatschappij) club , vereniging
  2. knuppel
  3. (sport) golfclub , golfstok