Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
dip. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
dip, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
dip in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
dip is hier. De definitie van het woord
dip zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
dip, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘inzinking’ voor het eerst aangetroffen in 1989 [1][2]
dip
- m: (psychologie) slechte (emotionele) periode
- ▸ 'De laatste weken zat ik in een soort van dip,' begon ze zonder enig teken vooraf.[3]
- (economie) conjuncturele neergang
- (voeding) v/m: dipsaus
1. slechte (emotionele) periode
dip
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dippen
- gebiedende wijs van dippen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dippen
99 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[4]
|
dip
- indoping
- bak , ton , vat (om iets in te dompelen)
- helling
- lichte daling
- (psychologie) dip
- (economie) dip
- kimduiking
- (voeding) dip , dipsaus
- (informeel), (persoon) zuiplap, zuipschuit
- (informeel), (persoon) stommeling
- (informeel), (persoon) zakkenroller
dip
- (informeel) dwaas, gek
dip
- onovergankelijk dalen
- onovergankelijk hellen
- onovergankelijk duiken
- onovergankelijk, (scheepvaart) ondergaan, zinken
- onovergankelijk duiken, reiken, tasten
- overgankelijk onderdompelen