fliege

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord fliege. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord fliege, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je fliege in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord fliege is hier. De definitie van het woord fliege zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanfliege, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Fliege
  • flie·ge
vervoeging
tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm
hele vervoeging zie fliege/vervoeging
onbepaalde
wijs
fliege
verleden
tijd
(er, sie, es) iss gefloge

(er, sie, es) hot/iss geflogge

voltooid
deelwoord
gfloge
gflogge
enkelvoud meervoud
1e persoon ich flieg mir / mer fliege
2e persoon du fliegscht dihr / der
dihr / der
dihr / der
ihr / er
ihr / er
nihr / ner
fliegt
flieget
fliege
fliegt
fliege
fliege
3e persoon er fliegt sie fliege
sie fliegt
es fliegt

fliege

  1. overgankelijk (met hulpwerkwoord sei): vliegen (om in de lucht van de grond te bewegen, zweven, zeilen)
    «Heit, mei Fraa un ich fliege nooch Deitschland fer 8 Daage.»
    Mijn vrouw en ik vliegen vandaag voor acht dagen naar Duitsland.
  2. onovergankelijk, (luchtvaart) (met hulpwerkwoord hawwe): een vliegtuig besturen, leiden, piloteren
  3. overgankelijk (met hulpwerkwoord sei): waarnaar ergens wordt verwezen, uitschoppen, verwijzen
  4. overgankelijk exploderen, terugvliegen, zeilen